Veelgestelde vragen (FAQ) - Dossier naam

 

Kan de naamkeuze naar nieuw recht van de ouders opgenomen worden in de erkenningsakte voor geboorte?

Het nieuw art. 335 § 1 BW verwijst voor de keuze van de ouders wanneer de afstamming van vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd is komen vast te staan (wat het geval is bij een erkenning voor geboorte) naar het ogenblik van de aangifte van geboorte. Ook de omzendbrief bepaalt: “Gelet op het bepaalde in artikel 335, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, blijft een voortijdige overhandiging of overzending [van een gemeenschappelijke verklaring] zonder gevolg (...) Aldus is de ontvangst van een gemeenschappelijke verklaring van naamkeuze niet aan de orde bij een prenatale erkenning”.

Kunnen we als gemeente al iets doen wanneer ouders zich aanbieden voor een prenatale erkenning

De naamkeuze kan niet geacteerd worden in de prenatale erkenningsakte. Uiteraard kan de ambtenaar van de burgerlijke stand de toekomstige ouders wel inlichten over de nieuwe mogelijkheden van de wet.
Wanneer ouders langskomen om hun eerste gemeenschappelijk kind voor de geboorte te erkennen, kan je bv. als ambtenaar de gemeenschappelijke verklaring van naamkeuze meegeven met de ouders. Zij kunnen dan bij de geboorteaangifte ingevuld bezorgen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboorteplaats.
Wanneer ouders reeds gemeenschappelijke kinderen hebben en ze bieden zich aan voor een nieuwe erkenning voor geboorte, kan je gedurende het eerste overgangsjaar na inwerkingtreding (dus uiterlijk tot 31 mei 2015) wel reeds de akte van naamkeuze opmaken (verklaring door beide ouders ingevolge het overgangsrecht art. 12 Wet 8 mei 2014). Dit uiteraard op voorwaarde dat er geen gemeenschappelijke meerderjarige kinderen waren op datum van 1 juni 2014 en op datum van
verklaring (zie verder) én je als ambtenaar van de burgerlijke stand territoriaal bevoegd bent (gemeente waar het kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters). Bij de geboorteaangifte van het volgend kindje geldt de keuze die door de ouders werd gemaakt in de akte van naamkeuze. Na 1 juni 2015 kunnen deze ouders enkel nog binnen de drie maanden na de geboorte van een nieuw gemeenschappelijk kind een verklaring afleggen.

Wat als er een erkenning voor geboorte werd opgemaakt voor 1 juni 2014 en de geboorte van het eerste gemeenschappelijke kindje vindt plaats na 1 juni 2014?

Of prenatale erkenningsakten opgemaakt zijn voor of na 1 juni 2014 speelt geen rol. Het moment van de geboorte van het kind (voor of na 1 juni 2014) en het gegeven of er al dan niet broers of zussen zijn van dezelfde ouders zal bepalen of oud of nieuw recht van toepassing is, niet de datum van de prenatale erkenning (zie art. 11 Wet 8 mei 2014).

Kunnen de verklaringen (akten van naamkeuze) bij de ambtenaar van de burgerlijke ingevolge het overgangsrecht (art. 12 Wet 8 mei 2014) nog afgelegd worden wanneer er kinderen zijn die meerderjarig geworden zijn tussen 1 juni 2014 en het afleggen van de verklaring? Zo ja geldt de verklaring dan enkel voor de gemeenschappelijke minderjarige kinderen?

Een letterlijke lezing van art. 12 van de Wet van 8 mei 2014 zou kunnen inhouden dat wanneer er geen meerderjarige kinderen waren op 1 juni 2014 maar wel op datum van de verklaring, de mogelijkheid toch bestaat om de verklaring af te leggen voor de op datum van de verklaring gemeenschappelijke minderjarige kinderen. Dit zou dan kunnen tot 31 mei 2015 of tot drie maanden na de geboorte van een volgend gemeenschappelijk kind. De op datum van de verklaring meerderjarige kinderen zouden uiteraard wel telkens de oude naam behouden (hun naam kan nooit wijzigen door een verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand).
Art. 12 van de Wet van 8 mei 2014 bevat echter een dubbele voorwaarde voor het afleggen van een gemeenschappelijke verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand:

  • er mogen geen gemeenschappelijke meerderjarige kinderen zijn op datum van inwerkingtreding (dus 1 juni 2014)
  • de gekozen naam wordt toegekend aan alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen, wat toch impliceert dat de verklaring niet kan afgelegd worden ten voordele van meerderjarige kinderen. Alle gemeenschappelijke kinderen moeten dus minderjarig zijn op het ogenblik van de verklaring. De memorie van toelichting is in dezelfde zin opgesteld: de overgangsbepaling is enkel van toepassing op de minderjarige gemeenschappelijke kinderen.

Artikel 12 van de Wet van 8 mei 2014 moet ook gekoppeld worden aan de wens van de wetgever om de eenheid van naamrecht binnen het gezin te garanderen (zoals onder meer geëxpliciteerd in art. 335bis BW, maar ook in de memorie van toelichting bij art. 11 2e lid Wet 8 mei 2014). Dit doet besluiten dat de verklaringen ingevolge het overgangsrecht enkel kunnen voor alle minderjarige kinderen van dezelfde ouders.

Voorbeeld: stel een koppel heeft gemeenschappelijke minderjarige kinderen geboren voor 1 juni 2014, er is geen enkel kind dat meerderjarig was op 1 juni 2014. De ouders hebben nu een jaar de tijd om een verklaring af te leggen voor de ambtenaar van de burgerlijke stand. Eén van de kinderen wordt meerderjarig op 1 juli 2014. Deze ouders hebben uiterlijk tot 30 juni 2014 de tijd om de verklaring af te leggen.
Deze vraag werd besproken met de FOD Justitie, dienst Familierecht. Onder voorbehoud van andersluidende uitspraken van hoven en rechtbanken wordt aangeraden de hier beschreven interpretatie te volgen.

De gemeenschappelijke verklaringen (akten van naamkeuze) bij de ambtenaar van de burgerlijke stand worden volgens de omzendbrief ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand (bijzondere registers). Wat als je geen bijzondere registers hebt, moet er dan een bijzonder register geboorten gecreëerd worden?

Nee, het is voldoende de akten van naamkeuze (te ondertekenen door de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde en beide ouders of één ouder indien de andere overleden is) in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand. De ambtenaar van de burgerlijke stand kiest volledig zelf hoe de registers worden onderverdeeld. Dit verschilt van gemeente tot gemeente. In een grote gemeente met een kraamkliniek zal er doorgaans een hoofdregister zijn voor de geboorteakten, een bijzonder register voor de overschrijvingen van vonnissen en van buitenlandse geboorteakten én nog een apart register voor de nationaliteitsakten. De erkenningsakten worden naargelang de gemeente in het hoofd- of bijzonder register ingeschreven. In kleinere gemeenten (zonder kraamkliniek) is er vaak één hoofdregister voor de erkenningsakten, overschrijvingen, geboorteakten bij thuisbevallingen én nationaliteitsakten. Als je over een bijzonder register voor de geboorten beschikt, kan je ervoor opteren om de gemeenschappelijke verklaringen daar in te schrijven. Er hoeft zeker geen apart bijzonder register voor gecreëerd te worden.

Welke ambtenaar van de burgerlijke stand is territoriaal bevoegd om de gemeenschappelijke verklaringen (akten van naamkeuze) op te maken? Wat indien je een gemeenschappelijke verklaring ingevolge art. 12 moet opmaken en de gemeenschappelijke kinderen wonen verspreid in verschillende gemeenten?

Naargelang het type van gemeenschappelijke verklaring gelden er andere bepalingen.
De akte van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring van de ouders ingevolge het nieuw art. 335 § 3 BW kunnen net zoals de vroegere akte van naamkeuze (oud art. 335 § 3 BW) opgemaakt worden door elke ambtenaar van de burgerlijke stand ongeacht de woonplaats of geboorteplaats. Voor de erkenning noch voor de naamkeuze is er een territoriale bepaling opgenomen in art. 335 BW. Het gaat dus hier om een eerste gemeenschappelijk kind geboren na 1 juni 2014 waarvoor de afstamming niet gelijktijdig vaststond (bv. erkenning na geboorte).
Voor de akten van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring van de ouders ingevolge het overgangsrecht (art. 12 Wet 8 mei 2014) is er wel een territoriale bepaling opgenomen.
Bevoegd is alleen “de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters” (art. 12 3e lid Wet 8 mei 2014). Het gaat hier dus om de gemeenschappelijke minderjarige kinderen van dezelfde ouders (verklaring af te leggen tot 31 mei 2015 of drie maanden na de geboorte van een volgend gemeenschappelijk kind). Enkel de woonplaats is bij wet bevoegd. De ambtenaar van de burgerlijke stand die de verklaring opmaakt zendt de akte toe aan zijn ambtsgenoten van de geboorteplaatsen van de kinderen opdat een kantmelding van de nieuwe naam bij de geboorteakte kan aangebracht worden. Indien de gemeenschappelijke minderjarige kinderen niet in dezelfde gemeenten wonen, blijft gelden dat de gekozen naam wordt toegekend aan alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen (art. 12 1e lid Wet 8 mei 2014) en dat dus één akte voor alle kinderen moet worden opgemaakt. Welke gemeente is dan bevoegd? Elk van de gemeenten waar een kind is ingeschreven in de bevolkingsregisters kan de akte – voor alle kinderen – opmaken.

Een moeder bevalt binnenkort van haar eerste kind met haar nieuwe partner. Zij heeft reeds een ander kind geboren uit moederlijke afstamming. Als zij opteert voor de dubbele naam voor haar twee kind, heeft dit dan gevolgen voor het eerste kind?

Nee, er zijn geen gevolgen voor het eerste kind van deze moeder. Deze kinderen hebben niet dezelfde afstamming. Het principe van de eenheid van naamrecht in het nieuw recht (nieuw art. 335bis BW) of de toepassing van oud recht indien er broers of zussen zijn geboren voor 1 juni 2014 (art. 11 2e lid Wet 8 mei 2014) speelt enkel bij gemeenschappelijke kinderen met dezelfde vader en moeder.

De ambtenaar van de burgerlijke stand kan volgens de omzendbrief materiële fouten rechtzetten. Is dan de procedure van art. 99-100 BW niet meer nodig?

Het gaat enkel om materiële fouten in de gemeenschappelijke verklaring inzake de naamkeuze opgesteld door de ouders en overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de geboorteakte van een eerste sinds 1 juni 2014 geboren gemeenschappelijk kind van deze ouders dient op te maken. Indien de ouders hun familienaam of deze van het kind verkeer schrijven (kleine materiële fouten) dan kan de ambtenaar van de burgerlijke stand dit rechtzetten en toch correct de geboorteakte opmaken.
Wanneer het niet gaat om materiële fouten maar om een naamkeuze die ingaat tegen de wettelijke bepalingen, dan zal de ambtenaar van de burgerlijke stand deze keuze weigeren en de aanvullende regels toepassen (dus de naam van de vader toekennen aan het kind).

Er vindt een geboorte plaats van een kind in België uit twee Nederlandse ouders. Zij wensen de dubbele naam voor hun Nederlands kind. Kan dit?

De nieuwe regels betreffen het Belgische materiële naamrecht. Het Wetboek Internationaal Privaatrecht (WIPR) bepaalt het toepasselijk recht op de vaststelling van de naam, namelijk het recht
van de nationaliteit van het kind (art. 37 WIPR). Dit houdt in dat het Belgisch naamrecht enkel toegepast wordt bij kinderen van Belgische nationaliteit of uitzonderlijk wanneer het vreemd recht onmogelijk kan vastgesteld worden (art. 15 WIPR). Deze twee Nederlandse ouders kunnen dus niet opteren voor de dubbele naam (het Nederlands materieel naamrecht voorziet een keuze tussen de naam van de moeder of de naam van de vader).
Heeft een kind de Belgische nationaliteit, maar de ouders niet (toepassing van art.11 § 1 Wetboek van de Belgische nationaliteit – WBN) is het Belgisch naamrecht wel van toepassing. Ook wanneer een kind de Belgische nationaliteit krijgt toegekend in toepassing van art. 10 of art. 11 § 1 WBN, kan er gebruik gemaakt worden van de verklaringen voorzien in het overgangsrecht (art. 12 Wet 8 mei 2014).

Moet in de geboorteakte worden opgenomen dat de ouders geen keuze maakten of dat er onenigheid was (en het kind dus de naam van de vader krijgt)?

Nee, het nieuw art. 335 § 1 2e BW lid bepaalt enkel dat de ambtenaar van de burgerlijke stand akte neemt van de keuze. In het documentair aktemodel verschijnt dit als “naam op verklaring ouders”. Wanneer er geen keuze of onenigheid was, wordt dit als dusdanig vermeld.
Wanneer er bovendien reeds broers of zusters zijn van dezelfde ouders waarvoor een keuze werd gemaakt (hetzij bij de geboorte van het eerste gemeenschappelijke kind of via een akte van naamkeuze voor al de minderjarige kinderen) wordt ook geen extra speciale vermelding in de geboorteakte aangebracht daar het nieuw art. 335bis BW dit niet voorziet.

Een moeder bevalt van een kind voor 1 juni 2014, de afstamming ten aanzien van de vader wordt vastgesteld na 1 juni 2014. Voor de naam van een dergelijk kind geldt het oude recht (want het kind is geboren voor 1 juni 2014, art. 11 1e lid). Is er dan een naamskeuze mogelijk in gevolge het oude recht (naar de naam van de vader; oud art. 335 § 3 BW)? Is er bovendien ingevolge het nieuw recht de mogelijkheid van een gemeenschappelijke verklaring tot afleggen van een naamkeuze naar nieuw recht mogelijk tot 31 mei 2015 (art. 12 Wet 8 mei 2014)?

In theorie beschikken de ouders in een dergelijk geval zowel over de keuzemogelijkheid volgens het oude recht (aangezien het kind geboren is voor 1 juni 2014), als over de keuzemogelijkheid van art. 12 (uiterlijk tot 31 mei 2015). De twee keuzemogelijkheden zijn niet dezelfde, aangezien onder het oude recht het niet mogelijk was om de dubbele naam te kiezen.
Omdat het oude recht van toepassing is (kind geboren voor 1 juni 2014) zou men kunnen stellen dat de ouders eerst kunnen kiezen om het kind de naam van de vader te geven op basis van het oude recht om dan enige tijd later – maar uiterlijk op 31 mei 2015 – de naam opnieuw te wijzigen volgens de keuzemogelijkheden naar nieuw recht. Bij de twee keuze op basis van art. 12 van de Wet van 8 mei 2014 zou dan de dubbele naam kunnen gekozen worden of zelfs een terugkeer naar de naam van de moeder.
Een andere interpretatie – die doorgesproken werd met de FOD Justitie en onder voorbehoud van andersluidende uitspraken door hoven en rechtbanken wordt aangeraden – stelt dat de mogelijkheid om twee keer te kiezen in strijd is met de wil van de wetgever. Slechts één keuze is mogelijk en dat is de akte van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring binnen het jaar na de inwerkingtreding van de wet (art. 12 Wet 8 mei 2014). De ouders moeten van de keuzemogelijkheid van art. 12 gebruik maken omdat deze in beginsel dezelfde keuze aanbiedt zoals onder oud recht (naam van de vader of naam van de moeder indien de erkenning zonder naamswijziging gebeurt) uitgebreid met de optie van de dubbele naam. In het belang van het kind moet een opeenvolging van naamsveranderingen of ook de mogelijkheid daartoe vermeden worden. Dit strookt ook met een belangrijke doelstelling van de wetgever, namelijk het slechts één keer uitoefenen van het keuzerecht.
Samengevat komt het er op neer dat indien zowel een keuze naar oud recht als nieuw recht mogelijk is, de keuze naar nieuw recht dient te gebeuren. Er stellen zich wel enkele (praktische) problemen:

  • na 31 mei 2015 is de keuze ingevolge art. 12 van de Wet van 8 mei 2014 niet meer mogelijk. Er zijn dus geen twee keuzes meer mogelijk waarbij de voorkeur aan de keuze naar nieuw recht werd gegeven, maar theoretisch nog slechts één keuze naar oud recht die niet kan geweigerd worden. Tot 31 mei 2015 stelt dit probleem zich niet (tenzij er meerderjarige kinderen van dezelfde ouders zijn waardoor de gemeenschappelijke verklaring op basis van art. 12 sowieso niet mogelijk is en dus enkel kan teruggevallen worden op de keuze naar oud recht). De FOD Justitie geeft in elk geval aan te werken aan een verfijning van het overgangsrecht door bijvoorbeeld mogelijk te maken dat bij een vaststelling van de tweede afstamming na 31 mei 2015 toch binnen een bepaalde periode een keuze naar nieuw recht mogelijk te maken
  • wanneer er reeds broers of zussen van dezelfde ouders geboren werden die reeds de naam van de vader droegen en de ouders wensen nu bij de erkenning van een ander gemeenschappelijk kind dat geboren werd voor 1 juni 2014 ook de naam van de vader te geven, zal er volgens de tweede interpretatie toch een akte van naamskeuze voor alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen nodig zijn. Dit doet enigszins vreemd aan: de naam van de andere kinderen wiens afstamming eerder vaststond zal als het ware “herbevestigd” worden. Het voordeel is dat de keuze wel ondubbelzinnig vaststaat, ook voor volgende kinderen die geboren worden na 1 juni 2014 (geen mogelijkheid meer tot een akte van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring binnen de drie maanden na de geboorte)
  • de ambtenaar van de burgerlijke stand waar de erkenning geacteerd wordt is niet noodzakelijk bevoegd om de akte van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring (art. 12 Wet 8 mei 2014) te acteren. Het is volgens VLAVABBS een goede praktijk om meteen door te verwijzen naar de woonplaats van het kind. De nieuwe erkenning en de verklaring art. 12 zijn daar beide mogelijk.
    Varianten:
  • indien voor 1 juni 2014 de afstamming van de vader na die van de moeder werd vastgesteld en er volgens oud recht een keuze gemaakt werd voor de naam van de vader, behouden de ouders wel steeds de keuzemogelijkheid van art. 12 van de Wet van 8 mei 2014
  • ook wanneer een kind geboren wordt na 1 juni 2014, er broers of zussen zijn van dezelfde ouders geboren voor 1 juni 2014 én de afstamming niet gelijktijdig vaststaat is er theoretisch de mogelijkheid dat twee keuzes naar oud en nieuw recht mogelijk zijn: ook hier dient dan de voorkeur uit te gaan naar de akte van naamkeuze op gemeenschappelijke verklaring op basis van art. 12 af te leggen binnen de drie maanden na de geboorte. Wanneer de drie maanden verstreken zijn, is enkel de keuze naar oud recht nog mogelijk
  • indien het om het enige gemeenschappelijke kind gaat (geboren voor 1 juni 2014) en de erkenningsakte wordt opgemaakt in de woonplaats van het kind, kan theoretisch de verklaring van naamkeuze rechtstreeks in de erkenningsakte worden opgenomen. Dit gebeurt frequent bij erkenningen op basis van art. 335 § 3 BW (zowel in het oude als nieuwe recht). Omdat het echter gaat om een verklaring van naamkeuze op basis van het overgangsrecht art. 12 van de Wet van 8 mei 2014, wordt aangeraden deze in een aparte akte te acteren. Op die manier blijft het duidelijk dat het om een verklaring gaat ingevolge het overgangsrecht, een situatie die in deze hypothese uitdooft na 31 mei 2015. De omzendbrief bepaalt bovendien dat de ambtenaar van de burgerlijke stand de keuze van de naam ingevolge het overgangsrecht in de registers van de burgerlijke stand (bijzondere registers) moet inschrijven overeenkomstig de formulering vermeld in de omzendbrief (dus in een aparte akte). Als er meerdere gemeenschappelijke kinderen zouden zijn, moet het sowieso in een aparte akte van naamgeving. Indien het om een kind geboren na 1 juni 2014 gaat, kan op basis van art. 335 § 3 BW (en niet op basis van het overgangsrecht) de verklaring voor de naam wel in de erkenningsakte geacteerd worden.

Een kind wordt geboren na 1 juni 2014, het heeft broers en zusters van dezelfde ouders geboren voor 1 juni 2014. Kan de akte van naamskeuze op gemeenschappelijke verklaring van de ouders binnen de drie maanden na de geboorte van een nieuw kind (art. 12 Wet 8 mei 2014) worden opgemaakt tussen de geboorte en de aangifte van geboorte van het nieuwgeboren kind?

Praktisch is het niet aan te raden deze gemeenschappelijke verklaring van de ouders (art. 12 Wet 8 mei 2014) te acteren tussen de geboorte en de aangifte van geboorte. Het nog niet aangegeven kind is nog niet ingeschreven in de bevolkingsregisters, er werd nog geen geboorteakte van opgemaakt. Hoe (met of zonder namen? staat de afstamming al vast?) en op basis van wat (model I? kennisgeving geboorte?) gaat het pasgeboren kind aangeduid worden in de akte van naamkeuze?

Een vader of moeder wenst een verklaring van naamkeuze op basis van het overgangsrecht alleen af te leggen. Zij leggen een vonnis voor waarin de andere ouder is ontzet uit de ouderlijke macht. Kan dit?

De wet (art. 335 § 3 BW, noch art. 12 Wet 8 mei 2014) voorziet geen andere uitzondering dan het overlijden van één van beide ouders om de verklaring als ouder alleen af te leggen. De ontzetting uit de ouderlijke macht heeft hierop geen invloed: beide ouders moeten de verklaring samen afleggen behalve bij het overlijden van één van hen.

Moet de overleden ouder vermeld worden in de akte van verklaring van naamkeuze indien deze door één ouder afgelegd wordt?

De naam, voornamen, geboorteplaats, geboortedatum, overlijdensplaats en overlijdensdatum van de overleden ouder worden toegevoegd in de akte. Op die manier is het ook duidelijk dat het om deze bijzondere situatie gaat en dat het om deze gemeenschappelijke afstamming gaat.

Stel een kind wordt geboren na 1 juni 2014, maar het heeft broers of zussen geboren voor 1 juni 2014: klopt het dat wanneer het oude recht moet toegepast worden er niet steeds een eenheid van naamrecht is?

Net zoals onder het oude recht er geen eenheid van naamrecht was, is dat ook niet het geval wanneer het oude recht dient toegepast te worden na 1 juni 2014. Zo was het onder oud recht perfect mogelijk dat bij twee gemeenschappelijke kinderen één kind de naam van de moeder draagt (erkenning na geboorte, naam kind onveranderd gebleven) en één kind de naam van de vader (erkenning na geboorte met naamswijziging of de afstamming stond vast bij de opmaak van de geboorteakte).
Wanneer dan een nieuw gemeenschappelijk kind uit dezelfde ouders geboren wordt is krachtens art. 11 van de Wet van 8 mei 2014 oud recht van toepassing. De naam hangt af van het al dan niet vaststaan van de gemeenschappelijke afstamming en niet van de namen van de reeds bestaande kinderen.
Uiteraard is het mogelijk om via de verklaring van naamkeuze in het overgangsrecht (art. 12 Wet 8 mei 2014) al deze kinderen dezelfde naam te geven en dit tot drie maanden na de geboorte van het nieuwe kind na 1 juni 2014. Daarna geldt wel de eenheid van naamrecht op basis van art. 335bis BW: eens een keuze gemaakt naar nieuw recht geldt deze voor alle volgende kinderen.

Ouders hadden een doodgeboren kindje voor 1 juni 2014, na 1 juni 2014 krijgen zij een volgend kindje. Is oud of nieuw recht van toepassing?

Het kindje geboren na 1 juni 2014 is het eerste gemeenschappelijk kind waarvoor de afstamming ten opzichte van beide ouders vaststaat. Het nieuwe recht is dus van toepassing: mogelijkheid van keuze naar nieuw recht bij de geboorteaangifte. Het doodgeboren kindje beschikt wettelijk niet over een afstamming, die pas komt vast te staan bij de (levend)geboorte.

Een kind geboren voor 1 juni 2014 heeft via KB een naam gekregen die overeenkomt met het huidige recht. Krijgt het volgende kind van dezelfde ouders geboren na 1 juni 2014 dan deze naam?

Nee, de eenheid van naamrecht (art. 335bis BW) geldt enkel wanneer de keuze van de nieuwe naam ingevolge het nieuwe art. 335 § 1 of § 3 BW gebeurde (dus voor de ambtenaar van de burgerlijke stand of voor de rechter in geval van een betwisting van de afstamming). In dit geval is er een broer of zus met dezelfde afstamming geboren voor 1 juni 2014, dus is krachtens art. 11 van de Wet van 8 mei 2014 het oude recht van toepassing. Wel kan er een verklaring van naamkeuze ingevolge het overgangsrecht gebeuren (art. 12 Wet 8 mei 2014) om deze kinderen dezelfde naam te geven. Dit kan voor het eerste kind ook een “herbevestiging” dus dezelfde naam zijn.

Hoe weet je als ambtenaar van de burgerlijke stand hoeveel gemeenschappelijke minderjarige kinderen een koppel heeft? Dienen voor de verklaringen van naamkeuze altijd de geboorteakten worden opgevraagd?

Ter controle van het aantal gemeenschappelijke minderjarige kinderen en of er geen gemeenschappelijke meerderjarige kinderen zijn, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand gebruik maken van alle middelen die hem ter beschikking staan (akten burgerlijke stand, Rijksregister). Uiteindelijk zijn de ouders echter verantwoordelijk voor de verklaring van naamkeuze, ook voor de opgave van het aantal gemeenschappelijke minderjarige kinderen. Daartoe vullen de ouders de verklaring op erewoord in (bijlage 2 van de omzendbrief).
In elk geval dient de ambtenaar van de burgerlijke stand op basis van de verklaring op erewoord te verifiëren of de afstamming van de opgegeven kinderen klopt en het dus om gemeenschappelijke minderjarige kinderen gaat van het ouderpaar dat zich aandient voor een verklaring. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan gebruik maken van het Rijksregister, maar kan ook steeds de geboorteakten opvragen of laten opvragen. Enkel de geboorteakte geldt als bewijs van de gemeenschappelijke afstamming.

Dienen de kinderen toe te stemmen in een verklaring van naamkeuze en zo ja vanaf welke leeftijd? Wat als er meerderjarige kinderen zijn: moeten zij toestemmen voor de verklaring van naamkeuze voor de anderen minderjarige kinderen?

De wet voorziet geen toestemming van de kinderen. Bij de voorbereiding werd er wel aan gedacht om kinderen vanaf 12 jaar te laten toestemmen. Dat is niet weerhouden. De verklaring wordt enkel afgelegd en ondertekend door beide ouders. De verklaring van naamkeuze (art. 12 Wet 8 mei 2014) geldt enkel voor alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen op voorwaarde dat er geen meerderjarige kinderen zijn op 1 juni 2014 of op datum afleggen verklaring (zie hoger). Wanneer er meerderjarige kinderen zijn, is er dus ook geen verklaring van naamkeuze meer mogelijk voor de andere minderjarige kinderen.

Een Poolse moeder en een Belgische vader hebben een eerste gemeenschappelijk kind geboren na 1 juni 2014. De ouders wensen een dubbele naam waarbij de naam van de moeder naar het geslacht van het kind verbogen wordt (naam eindigt op i in plaats van a). Kan dit? Het is toch ook mogelijk een vreemde naam te splitsen indien het vreemde recht dit voorziet?

Ingevolge art. 3 en 37 van het Wetboek Internationaal Privaatrecht is het toepasselijk recht op de vaststelling van de naam van een kind het Belgisch recht (omdat het een Belgisch kind betreft). De toepassing van het Belgisch recht voorziet wel in de mogelijkheid van een dubbele naam, maar niet in een verbuiging van de naam naar geslacht. De naam van dit kind kan dus niet naar geslacht verbogen worden.
De mogelijkheid om een meervoudig samengestelde vreemde naam te splitsen hangt af van de vaststelling van de naam ingevolge het nationale recht van de ouder en niet van het nationale recht van het kind (eveneens op basis van art. 37 Wetboek Internationaal Privaatrecht). Het Wetboek Internationaal Privaatrecht voorziet geen mogelijkheid om in één situatie twee verschillende toepasselijke wetgevingen toe te passen. Wanneer er meer als één toepasselijk recht waaronder het Belgische door het Wetboek aangeduid wordt, primeert steeds het Belgisch recht (art. 3 Wetboek Internationaal Privaatrecht).

Een koppel wenst een verklaring van naamkeuze af te leggen ingevolge het nieuwe recht voor al hun gemeenschappelijke minderjarige kinderen. Zij hebben ook een overleden kindje. Kan de verklaring nog afgelegd worden? Kan het overleden kind nog van naam veranderen?

De verklaring kan afgelegd worden voor alle gemeenschappelijke minderjarige kinderen, ook al is één kind overleden. De wet legt enkel de beperking op dat er geen gemeenschappelijke meerderjarige kinderen mogen zijn. De naam is een kenmerk van de persoon, waardoor een overleden kind niet meer van naam kan wijzigen. De persoon heeft immers opgehouden te bestaan.

Op welke datum moet bij een verklaring van naamkeuze de naam in het Rijksregister aangepast worden: datum van de verklaring of datum van de randmelding?

De verklaring van naamkeuze wordt geacteerd in een akte van de burgerlijke stand die onmiddellijk effect heeft vanaf de opmaak ervan. Het Rijksregister wordt dan ook aangepast vanaf de datum van de verklaring. Vanaf de aanpassing kan desgevallend ook een nieuwe kids-ID, elektronische identiteitskaart of paspoort aangevraagd worden. Er hoeft niet op het aanbrengen van de randmelding gewacht te worden. Het is trouwens denkbaar dat de randmelding niet kan aangebracht worden omdat het kind in het buitenland is geboren en de geboorteakte niet overgeschreven is in België.

Twee vreemde ouders hebben Belgische kinderen (op basis van oud art. 11bis, nu art. 11 § 2, Wetboek van de Belgische nationaliteit). Zij wensen een verklaring te doen. Is dit mogelijk?

Het Belgisch naamrecht is van toepassing is van toepassing op Belgische kinderen. De vreemde ouders kunnen perfect de verklaring afleggen. Indien één van hen over een samengestelde naam betreft is deze in principe niet deelbaar tenzij het vreemde recht de deelbaarheid kent (eventueel te bewijzen door een wetscertificaat).

Een Spaans-Belgische echtgenoot en Belgische echtgenote wensen de dubbele naam voor hun minderjarige kinderen ingevolge het overgangsrecht. De kinderen dragen nu de (dubbele) naam van de vader. Wat is er mogelijk?

De kinderen kunnen in een verklaring van naamkeuze ofwel de naam van de vader krijgen (maar diens naam dragen ze nu reeds), de naam van de moeder of een combinatie van vadersnaam en moedersnaam in de volgorde door hen te bepalen. De dubbele naam van de vader is niet deelbaar, daar hij ondertussen de Belgische nationaliteit heeft verworven. Samengestelde namen worden principieel als ondeelbaar beschouwd, tenzij het om een dubbele naam gaat die men verkregen heeft ingevolge het nieuwe recht. Zoals voorheen kunnen deze mensen een KB van naamswijziging vragen op basis van het arrest Garcia-Avello: indien een persoon over een meervoudige nationaliteit beschikt waaronder de Belgische en een EU-nationaliteit, kan de toepassing van het vreemde EU-naamrecht gevraagd worden via KB. Dit wordt steeds toegestaan.