Wetswijziging voert bestaan van wettelijke samenwoning met derde in als huwelijksbeletsel

Door de wet van 8 februari 2023 tot wijziging van het oud Burgerlijk Wetboek met het oog op de afschaffing van de beëindiging van de wettelijke samenwoning door het huwelijk met een derde wordt het bestaan van een wettelijke samenwoning in het burgerlijk wetboek opgenomen als een beletsel om in het huwelijk met een derde te treden.

Specifiek past de wet artikel 147 oud BW (huwelijksbeletsel van de bigamie en van de bestaande wettelijke samenwoning tenzij het dezelfde partijen betreft) en art. 1476, § 2, eerste lid oud BW (wijze van beëindigen van de wettelijke samenwoning) aan.

De nieuwe wet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 1 maart 2023 en treedt in werking vanaf 11 maart 2023. Vanaf die datum kan er dus geen huwelijk meer worden afgesloten wanneer één van de partijen nog verbonden is door een wettelijke samenwoning met een andere partij. Die wettelijke samenwoning moet eerst gemeenschappelijk of eenzijdig worden beëindigd. Wanneer wettelijk samenwonende partners met elkaar in het huwelijk treden is er geen probleem en wordt de wettelijke samenwoning beëindigd door het huwelijk.

Wetsgeschiedenis

Voor de wijziging was de regeling de volgende: wanneer één van de wettelijk samenwonende partners met een derde in het huwelijk trad, werd de andere wettelijke samenwonende partner niet op de hoogte gebracht van de beëindiging van zijn/haar wettelijke samenwoning. Gezien dit een ongevoelige en onverschillige manier van omgaan met de overblijvende partner betrof, drong een wijziging van de regel zich op.

Het originele wetsvoorstel, dat op 14 juli 2022 door volksvertegenwoordiger Koen Geens werd neergelegd, stelde dat de wettelijke samenwoning niet langer kon worden beëindigd wanneer één van de wettelijk samenwonenden met een derde in het huwelijk trad. De indieners van het voorstel wilden daarmee bekomen dat de wettelijke samenwonende aanstaande echtgenoot via een (gemeenschappelijke of eenzijdige) verklaring tot beëindiging wettelijke samenwoning werd aangespoord om de overblijvende partner van het huwelijk en de beëindiging op de hoogte te brengen.

Burgerzaken Vlaanderen vzw boog zich ook over het wetsvoorstel. Hoewel we ons kunnen scharen achter het achterliggende doel van het wetsvoorstel, leek het voorstel geen rekening te houden met een belangrijk risico: indien de samenwonende partner die huwt, immers beslist om die verklaring toch niet in orde te brengen, blijft de wettelijke samenwoning gewoonweg bestaan naast het huwelijk. Dit zou logischerwijs een grote en onbedoelde impact kunnen hebben op verschillende domeinen, zoals bijvoorbeeld op de interpretatie van het begrip ‘gezinscel’ bij de procedure gezinshereniging, waar zowel de wettelijke samenwoning als het huwelijk onder zouden vallen.

Het is dan ook in dat kader dat Burgerzaken Vlaanderen vzw adviseerde om ervoor te opteren de wettelijke samenwoning in te voeren als een beletsel om te huwen met een derde. Indien de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van de huwelijksaangifte ziet dat de persoon nog wettelijk samenwoont met een andere persoon, zal deze de aangever erop wijzen dat een gemeenschappelijke of eenzijdige verklaring tot beëindiging van de wettelijke samenwoning nog noodzakelijk is om in het huwelijk te kunnen treden.

Dit advies werd ter harte genomen in de vorm van een amendement dat van de wettelijke samenwoning met een derde een huwelijksbeletsel maakte, een beslissing waar Burgerzaken Vlaanderen vzw uiteraard zeer tevreden mee is.

IPR-aspecten

Omdat de wettelijke samenwoning met een andere partij dan de aanstaande echtgenoot/echtgenote een huwelijksbeletsel wordt en dus opgenomen werd in het Belgisch toepasselijk recht als grondvoorwaarde om een huwelijk aan te gaan, moet dit ook beoordeeld worden bij de erkenning van een buitenlands huwelijk van een Belg. Dit laatste wordt dus geweigerd indien de Belgische partner nog verbonden is door een wettelijke samenwoning met een andere partij dan de echtgenoot/echtgenote.

Ook de buitenlandse rechtsfiguren die als een relatie van samenleven in de zin van artikel 58 WIPR beschouwd kunnen worden, vallen onder de regeling (net zoals dat met art. 1475, § 2, 1° oud BW het geval is). Dit betekent concreet dat indien een Belg verbonden is door een dergelijke rechtsfiguur (bv. het Nederlands geregistreerd partnerschap of de Franse PACS) met een derde, deze relatie van samenleven eveneens eerst ontbonden dient te worden.