Recente wijzigingen Wetboek van de Belgische nationaliteit
De wet van 6 december 2022 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IIbis verschenen op 22 december 2022 wijzigde het Wetboek van de Belgische nationaliteit (WBN). Vooral de wijzigingen aan art. 10 WBN zijn van belang (toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van geboorte in België wanneer het geen andere nationaliteit bezit) en in werking getreden op 1 januari 2023.
Hier de wijzigingen op een rijtje:
- de terminologie van art. 10 WBN wordt aangepast van een “staatloos” kind naar het correctere een kind “dat geen andere nationaliteit bezit”. Op die manier is het niet noodzakelijk dat de persoon zijn status van staatloze moet laten erkennen door de familierechtbank. Het was nooit de bedoeling van de wetgever dat een vonnis van staatloosheid zou worden gewezen om art. 10 WBN toe te passen
- er wordt een bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand toegevoegd voor de beoordeling van art. 10 WBN, namelijk deze van de plaats waar het kind geboren is
- de procedure wordt gepreciseerd: de wettelijke vertegenwoordiger van het kind dient alle nuttige stukken waarover hij beschikt te overhandigen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Met de woorden “wettelijke vertegenwoordiger van het kind” wordt elk individu bedoeld dat bij rechterlijke beslissing of bij wet is aangewezen om de belangen van een natuurlijk persoon te vertegenwoordigen en te verdedigen. De voogd van een minderjarige is dus ook een wettelijke vertegenwoordiger van het kind
- de ambtenaar van de burgerlijke stand kan bij twijfel voortaan een afschrift van het dossier overmaken voor advies aan het parket, dat op korte termijn moet worden verstrekt. Omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand vaak machteloos staat voor wat betreft de controle van de voorwaarde dat men geen andere nationaliteit bezit, concreet het vaststellen van de nationaliteit van de ouders en nagaan of het kind in het licht van de buitenlandse wetgeving de nationaliteit van zijn ouders kan toegekend krijgen, wordt nu de mogelijkheid om een advies te vragen bij het parket ingevoerd. Het advies is niet verplicht en moet dus uiteraard niet gevraagd worden als er geen twijfel bestaat over de afwezigheid van een nationaliteit, bijvoorbeeld omdat dit duidelijk blijkt uit de stukken van het dossier of omdat het parket in een gelijkaardig dossier reeds een advies heeft uitgebracht. De Centrale Autoriteit inzake Nationaliteit van de FOD Justitie kan geen advies verlenen in deze dossiers (uitgesloten overeenkomstig het nieuwe artikel 24ter, § 1 WBN)
- voortaan legt het College van procureurs-generaal in plaats van de minister van Justitie de bindende richtlijnen vast met betrekking tot de wijze waarop de parketten het onderzoek verrichten met het oog op het verlenen van een advies in nationaliteitsdossiers (wijziging art. 24bis WBN)
- er wordt een Centrale Autoriteit inzake Nationaliteit opgericht bij de FOD Justitie (art. 24ter WBN) die niet-bindende adviezen op vraag van de ambtenaar van de burgerlijke stand, de gemeente van woonst of het Belgisch consulaat kan verlenen in geval van ernstige twijfel omtrent de wijze van toepassing van een of meer bepalingen uit het WBN. De dienst Nationaliteit van de FOD Justitie doet dit sinds jaar en dag maar krijgt nu, ook op aandringen van de federale ombudsman, een wettelijke basis. De Centrale Autoriteit brengt geen advies uit wanneer dit expliciet is voorbehouden aan de procureur des Konings (zoals voortaan bij art. 10 WBN bv. het geval is). Het is de bedoeling dat de Centrale Autoriteit bij de adviesaanvraag alle stukken en een vooranalyse van het dossier ontvangt. De Centrale Autoriteit kan indien nodig bijkomende documenten of akten opvragen. Het advies zal worden verleend binnen een termijn van zes maanden vanaf ontvangst van alle benodigde stukken, verlengbaar met opnieuw zes maanden.