Wijziging decreet begraafplaatsen en lijkbezorging
Het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging zorgt ervoor dat de gevolgen van de afschaffing van art. 77 en art. 81 BW door de federale wetgever worden opgevangen op Vlaams niveau.
Het gaat dan om de kostenloosheid van een toestemming tot begraven of crematie, het afleveren van een toestemming tot begraven op basis van een overlijdensattest, een wachttermijn van 24 uur voor het afleveren van de toestemming tot begraven of crematie, en het inschakelen van de procureur des Konings indien er tekenen of aanwijzingen zijn van een verdachte dood.
Alle bepalingen voor het afleveren van een toestemming tot begraven worden samengebracht in art. 15bis van het decreet van 16 januari 2004, alle bepalingen voor crematie (met inbegrip van het bijkomend medisch attest en het attest van de beëdigde geneesheer) worden samengebracht in art. 19 van hetzelfde decreet.
De verplichting in art. 15bis, § 2 van het decreet van 16 januari 2004 om voortaan ook een aanvraag tot toestemming tot begraven te doen voorleggen en een termijn van 24 uur in acht te nemen vooraleer de toestemming tot begraven af te leveren (zoals dit al bestond en behouden bleef voor crematie), was oorspronkelijk niet voorzien en kwam er op vraag van de Raad van State. De Raad van State vond dat er anders een niet te verantwoorden verschil in behandeling tussen een teraardebestelling en een crematie bestond.